“De VSPN is ooit geboren uit een opdracht aan mij om iets te maken van de sportpsychologie in Nederland” 

Frank C. Bakker is (mede)oprichter van de Vereniging voor SportPsychologie in Nederland (VSPN). Het Instituut voor Sport- en PrestatiePsychologie (ISPP) stelt in een interview vier vragen aan hem over onder andere de fundering van de sportpsychologie in Nederland. Lees hieronder de uitgebreide antwoorden.

1.Wat maakt voor u de mentale kant van sport en presteren zo interessant? 

“Een vraag die voor mij zo veel antwoorden heeft dat het bijna onbegonnen werk is die op te sommen. Maar natuurlijk wil ik er wel wat over zeggen. Sport roept een onuitputtelijk aantal vragen op. In ons boek Sportpsychologie opent ieder hoofdstuk met een selectie van die vragen. Waarom afzien? Waarom risico’s nemen? Waarom gevaar trotseren? Simpele antwoorden zijn er niet! Het maakt weinig of niets uit of het om topsporters gaat, gewone wedstrijdsporters of recreatiesporters. Waarom doet die marathonloper een ultieme poging nog binnen de vier uur te finishen? Dat is toch niet normaal! Hij eindigt op plek 4.697, zonder die eindsprint op plek 4.702, en dat terwijl hij keikapot is. Waarom? Waar komen die heftige emoties die je zo vaak in de sport ziet vandaan? Waarom doen brave huisvaders op het sportveld opeens dingen die ze in het dagelijks leven niet snel zouden doen? Hebben positieve emoties ook een positieve invloed op de prestaties? Kun je in een flow raken door je daar heel erg op te focussen? Wat is dat eigenlijk, flow? Wat is spanning? Wat is stress? Ga je er beter door presteren of juist slechter of hangt het ervan af. En waarvan dan? Waarom is het ene team een veel grotere eenheid dan het andere? Kun je teamspirit beïnvloeden en zo ja, hoe dan?  

Ik kan eindeloos doorgaan. Al die vragen fascineren mij. Alle vragen verwijzen naar mentale factoren. Maar hoe spelen die dan een rol? Kun je verklaringen geven voor de verschijnselen waarop die vragen betrekking hebben en, natuurlijk, kun je ervoor zorgen dat een sporter erop vooruitgaat? Daarbij kun je denken aan betere prestaties leveren, maar ook aan plezier houden in het sporten, of aan de kans op blessures verkleinen. In eerste instantie lijkt sport misschien een vooral fysieke onderneming, bepaald door spierkracht, maximaal zuurstofopnamevermogen en dergelijke. Maar als je er even bij stilstaat, realiseer je dat er veel meer aan de hand is. Er zijn uitspraken van sporters dat mentale factoren uiteindelijk de doorslag geven of dat de prestatie voor 90% bepaald wordt door mentale factoren. Daarop valt af te dingen, maar ze komen vast niet uit de lucht vallen.“ 

2. Wat is de reden dat u de VSPN hebt opgericht? 

“Een leuke vraag, die mij iets te veel eer geeft. We hebben het samen gedaan, en dan denk ik in het bijzonder aan Ad Dudink, Rob Pijpers, Geert Savelsbergh, Jan Huijbers en Frits Avis, waarmee de namenlijst overigens niet compleet is. Maar goed, de belangrijkste reden was dat ik het geruzie en oeverloos ge-o-h van een handvol sportpsychologen in de werkgroep sportpsychologie van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) zat was. Na twee jaar weinig productief overleg stelde ik de (voornamelijk) heren in de werkgroep voor de keus: óf er komt een Vereniging voor Sportpsychologie in Nederland die zich volgens haar statuten bezighoudt met de ontwikkeling van de sportpsychologie en de toepassing daarvan in de sport, óf ik geef de opdracht wat te maken van de sportpsychologie in Nederland terug aan het NIP en dan bekijken jullie het verder maar.  

Zo’n 40 à 45 jaar geleden was het niet best gesteld met de sportpsychologie in Nederland. De pers was overwegend sceptisch, om niet te zeggen negatief over de sportpsychologie en de mensen die zichzelf presenteerden als sportpsycholoog, mentaal trainer en begeleider, sportpsychiater, mental coach enzovoorts. [Zie de tekst ‘De sportpers over sportpsychologie in Nederland in de jaren tachtig van de vorige eeuw’.] Mensen die actief waren op het gebied van mentale training en begeleiding vielen elkaar nog wel eens openlijk af, wat tot sappige artikelen en commentaren leidde. In de sport was de heersende opvatting, bij zowel (top)sporters als trainer/coaches dat de sporter die steun of advies vroeg bij een sportpsycholoog zo goed als afgeschreven was. Alleen zwakkelingen vroegen om zo’n advies. In vergelijking met veel andere landen liep Nederland achter bij het onderzoek op het gebied van de sportpsychologie, de (universitaire) opleiding tot sportpsycholoog en de toepassing van sportpsychologische kennis in de sport, een enkele uitzondering als Joop Hueting en Peter Blitz daargelaten.  

Tegen die achtergrond wilde het NIP (vooral in de persoon van Theo Jonkergouw) dat de sportpsychologie in Nederland een duidelijker positie zou innemen. De werkgroep sportpsychologie werd in het leven geroepen, met John Whiting (van ons sportpsychologieboek) als voorzitter, een rol die hij snel aan mij overdroeg – denk aan die autoriteit die ik geacht werd te zijn dankzij dat boek. Zoals gezegd waren de vorderingen van die werkgroep niet spectaculair, om het vriendelijk te zeggen, wat mij tot het boven gememoreerde ultimatum bracht. De leden van de werkgroep kozen voor de optie van een vereniging waarmee de VSPN was geboren.”  

3. Hoe komt het dat de ene sporter de top wel haalt en de andere niet en welke rol kan de sport- en prestatiepsycholoog daarin spelen? 

“Een intrigerende vraag. Dat het al dan niet de top bereiken te maken heeft met persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten, en met de omgeving waarin de sporter zich ontwikkelt is een open deur. Welke eigenschappen en kwaliteiten dan en wat is een omgeving die je de top laat bereiken of dat juist in de weg staat? Bovendien heb je te maken met interacties tussen persoon en omgeving – wat voor de een een stimulerende omgeving is, kan voor de ander juist een belemmering zijn. Ten slotte speelt toeval een rol. Bij elkaar wel veel om tot een bevredigend antwoord te komen op de vraag. Toch valt er over de persoonskenmerken van de succesvolle topsporter wel wat te zeggen net als over de rol van de omgeving. 

Uit diverse studies komt het beeld naar voren dat succes vooral samenhangt met kenmerken en eigenschappen van de sporter die nauw verbonden zijn met de sport. Allereerst eigenschappen die meebepalen hoe goed de sporter is: kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, coördinatie, leervermogen. Bij dat laatste speelt vermoedelijk ook of iemand gekenmerkt wordt door een growth mindset of een fixed mindset: de eerste staat voor de overtuiging dat vooruitgang altijd mogelijk is en dat je daar zelf veel aan kunt doen, de fixed mindset staat voor de overtuiging dat je uiteindelijke niveau bepaald wordt door je aanleg en aangeboren eigenschappen. Een groei-mindset lijkt meer uitzicht te bieden op het halen van het allerhoogste niveau dan een fixed mindset. Daarmee zijn we bij psychologische kenmerken van absolute topsporters beland. Die eigenschappen hebben veel, zo niet alles, te maken met de sportbeoefening: controle over gedachten voorafgaand aan een wedstrijd, doelbewust, gedisciplineerd en gefocust kunnen sporten, omgaan met angst en spanning van een wedstrijd, omgaan met slechte prestaties, focus op taakspecifieke doelen, afleiding kunnen uitschakelen, beschikken over zelfvertrouwen en mentale veerkracht, en het gebruik van mentale voorstellingen. Allemaal kenmerken van sporters die tot de absolute top behoren. De rol van de sport- en prestatiepsycholoog laat zich gemakkelijk afleiden uit dit soort kenmerken. Het gaat om eigenschappen – je mag ook zeggen ‘vaardigheden’ – die geleerd kunnen worden en die geoefend moeten worden om invloed te blijven uitoefenen op het gedrag van de sporter. De sport- en prestatiepsycholoog is de persoon bij uitstek om het aanleren en oefenen van die vaardigheden te stimuleren en te begeleiden.  

De sport- en prestatiepsycholoog is ook de persoon die kan bijdragen aan een omgeving waarin sporters de meeste kans maken maximaal tot hun recht te komen, en dus het meeste uitzicht hebben op het bereiken van de top. Ouders, trainers, coaches hebben grote invloed op sporters en hun ontwikkeling. Onderzoek naar die invloed laat zien welke gedragingen sporters helpen zich verder te ontwikkelen en welke gedragingen belemmerend zijn. Denk aan motivatieklimaat dat gecreëerd wordt, de manier waarop feedback wordt gegeven, hoe gereageerd wordt op fouten en tegenslagen enzovoorts, enzovoorts. De sport- en prestatiepsycholoog kan de kennis over het effect van ouders, trainers en coaches op de sporter op diverse manieren aanreiken: workshops, verstrekken van informatie via diverse media, een-op-een begeleidings- en adviesgesprekken, enzovoorts. En daarmee de mogelijkheden van de sporter op een succesvolle carrière in de sport bevorderen.     

Er is nog een factor die grote invloed heeft op het verloop van iemands sportcarrière. Ik doel op toeval. Het is een factor die weinig aandacht krijgt en niet in hoog aanzien staat. Begrijpelijk, want je kunt er niet zo heel veel mee. Maar toch is de invloed van het toeval op iemands leven, dus ook dat van de sporter groot. Het gaat niet alleen om ingrijpende gebeurtenissen waarop je geen of nauwelijks invloed hebt gehad – denk aan blessures, stressvolle gebeurtenissen in het leven van jezelf of van je naasten. Wat vindt je nieuwe vriend of vriendin van die dertig uur per week dat je aan het trainen bent? Betekent het je doorbraak naar het allerhoogste niveau of haak je af: er zijn belangrijker dingen in het leven. En wat te denken van dat schot op doel dat, toeval of niet, via de paal in het doel caramboleert, en je de uitnodiging voor het nationale team bezorgt? Of natuurlijk precies het tegenovergestelde. Erkennen van de effecten van toevallige invloeden is niet aantrekkelijk, maar het leidt wel tot enige bescheidenheid waar het gaat om de invloed van het eigen handelen: eigen handelen van de sporter, ouders, trainers en coaches, en last but not least, de sportpsycholoog.”  

4. Hoe belangrijk is volgens u het opleiden van nieuwe sport- en prestatiepsychologen? Hoe is dit beeld veranderd sinds u de VSPN hebt opgericht? 

“Het opleiden van goede sport- en prestatiepsychologen kan niet genoeg aandacht krijgen. In de voorgaande vragen heb ik een paar keer verwezen naar kennis die in de sportpsychologie is ontwikkeld. De sport- en prestatiepsycholoog is op de hoogte van die kennis en baseert haar handelen daarop. Dat maakt ook het verschil met de mensen die zich op het gebied van de sport- en prestatiepsychologie presenteren met veel minder kennis. De kennis volstaat zeker niet. Het adviseren, begeleiden, instrueren van sporters, trainers, coaches, ouders, vraagt het vermogen de relevante kennis paraat te hebben en er gebruik van te maken, toegesneden op de specifieke situatie van die sporter, coach enzovoorts. Het gaat om vaardigheden die niet vanzelf komen aanwaaien. Vandaar dat ik zo blij ben met de POPS, de postacademische opleiding tot sport- en prestatiepsychologen die werkzaam zijn in de praktijk van de sport (en andere gebieden waar (top)prestaties worden geleverd). Voor erkenning en waardering in sportwereld is het absoluut noodzakelijk dat goed opgeleide sport- en prestatiepsychologen hun werk doen. Je zult altijd charismatische figuren treffen die andere mensen helpen, en daar waardering voor krijgen. Dat zijn geen concurrenten. Ga uit van de eigen opleiding en daarmee verworven kwaliteiten. Als je die inzet bewijs je je sporters, jezelf en het vak een dienst. 

Toen de VSPN ruim dertig jaar geleden werd opgericht, stond scholing en opleiding overduidelijk op de agenda. Dat is nog steeds zo, zij het dat de vorm waarin een en ander is gegoten wel is veranderd. In de eerste jaren van de VSPN werd onder andere scholing georganiseerd voor VSPN-leden die in de praktijk van de sport werkzaam waren. Daarnaast werden studenten aan de universiteit gestimuleerd zich in de sportpsychologie te verdiepen. De BasisAantekening SportPsychologie (BASP) was een van die stimulansen. Voor afgestudeerde psychologen en bewegingswetenschappers werd in het begin van deze eeuw een aantal keer een basiscursus gegeven door VSPN-leden die autoriteit genoemd kunnen worden op het gebied van toepassing van de psychologie in de sport. En vanaf 2007 dus de POPS (red. vanaf nu: SPP).”  

Meer over Frank C. Bakker 

Frank Bakker (1948) richtte in 1989 de Vereniging voor SportPsychologie in Nederland op. Hij is bewegingswetenschapper en was universitair (hoofd)docent bij de afdeling Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. In zijn functie bij de VU was hij verantwoordelijk voor het sportpsychologie-onderwijs en hoofd van de afstudeerrichting sport- en bewegingswetenschappen. Hij is copromotor van zeven proefschriften op het gebied van sportpsychologie en (co)auteur van meer dan vijftig wetenschappelijk gepubliceerde artikelen. Bakker is tot 2015 nauw betrokken geweest bij de Postgraduate Opleiding tot Praktijk Sportpsycholoog (POPS), onder andere als docent en organisator. 

In 1984 verscheen het eerste Nederlandstalig studieboek op het gebied van de sportpsychologie, geschreven door Bakker en zijn collega H.T.A. Whiting. Dit boek is vertaald in het Engels, Frans, Duits en Spaans, waardoor hij de status van autoriteit in Nederland op het gebied van de sportpsychologie kreeg. In 2012 verscheen ook het boek Sportpsychologie van Frank C. Bakker & Raôul R. D. Oudejans. Het is een door studenten zeer gewaardeerd studieboek en heeft inmiddels een zesde (ge-update) druk. 

Inhoudelijke blogs en info over onze leergang ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.